Met een scheef oog
Herman Pleij
Het schrijven van memoires is misschien wel de meest leugenachtige literatuursoort, dus schetst Herman Pleij liever tijdsbeelden aan de hand van zichzelf.
Wij gaan verhuizen, begon mijn vader, alsof hij deze gedragsvorm persoonlijk had uitgevonden. Mijn moeder knikte een beetje nerveus mee, om het verdere betoog van mijn vader met haar onwillekeurige, half binnensmondse gefluit te begeleiden, wat mijn zusje en mij van tijd tot tijd tot lichte razernij dreef. Naar de Berlaazjelaan, ging mijn vader verder, al dan niet met opzet de naam van deze gekende architect zo opsjiekend, dat er geen twijfel over kon bestaan dat we een flinke sprong voorwaarts gingen maken en nu als vanzelf in de gelederen kwamen van gebruikers van een garaazje, etaazje en etalaazje.
Herinneringen. Hoe ouder je wordt, hoe meer je er hebt. En al die flarden probeer je in een zinvol verband te plaatsen om een kloppend verhaal van je leven te maken. Het schrijven van memoires is daardoor misschien wel de meest leugenachtige literatuursoort.
Als gewaarschuwd man kies ik daarom in Met een scheef oog niet voor memoires, maar voor het schetsen van tijdsbeelden aan de hand van mijzelf. Vanaf mijn geboorte in de oorlog tot aan het begin van de jaren zeventig. Van ‘Eet je bord leeg, weet je wel hoe het in de oorlog was?’ tot aan de ontketende revoluties van de jaren zestig en zeventig door die verwende oorlogskinderen en babyboomers. Van de wederopbouw, het opgroeien in een sterk verzuilde samenleving, de woningnood, de rangen en standen in het Gooi tot de overstap naar het studentenleven in Amsterdam, het leven met jazz, tabak, seks en de revolutie aan de universiteit. En de schrijver was er in elk geval bij.
Herman Pleij (Hilversum, 1943) is emeritus hoogleraar middeleeuwse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam.